‘Makkie,’ roept Zeno.
Zeno is het enige kind van groep zeven dat geen vinger hoeft op te steken. Dat snapt iedereen. Hij krijgt zijn arm gewoon niet omhoog.
Zeno is te laat. Marit mag het antwoord al zeggen.
‘185,’ zegt ze.
‘Fout!’ roept Zeno.
Marit mag op het schoolbord laten zien hoe ze aan die 185 komt.
‘Stomme griet,’ fluistert Zeno geïrriteerd.
‘Wat heb jij, man?’ fluistert David. ‘Wat kan jou die rotsom schelen? Ben je soms een nerd aan het worden?’
Zeno zegt niets terug. Met grote, vochtige ogen staart hij in de richting van het schoolbord.
‘Kom op, Zeno,’ zegt David. ‘De bel voor de grote pauze gaat. We gaan naar buiten. Voetballen. Jij bent scheids, of grensrechter, of een soort VAR. Dat moet je zelf weten. Nou. Racen met die stoel van je!’
David zet de elektrische rolstoel van Zeno alvast aan. Hij weet onderhand dat het voor zijn vriend lastig is om dat kleine aan/uit-knopje te bedienen.
Zeno hoort David best en hij hoort de bel en de kinderen die de klas uitlopen ook. En natuurlijk hoort hij Jill en Dany.
‘David en Zeno,’ roepen ze. ‘Schiet een beetje op. We willen voetballen.'
Zeno zegt niets. Hij staart nog steeds naar wat er bij het schoolbord gebeurt.
Wat ziet ze er leuk uit, denkt Zeno. Wat heeft ze mooi, lang, zwart haar. Wat heeft ze lieve ogen.
Nou heeft David er genoeg van.
‘Zeno,’ zegt hij harder dan de bedoeling is. ‘Weet je wat je doet? Als je zo blijft doen, ga ik. Dan vraag je maar aan Marit of ze je helpt met je jas. Als jullie later getrouwd zijn, moet ze je toch bij alles helpen. Dan kan ze er nou vast aan wennen. Je bent toch verliefd op haar. Geef het nou maar toe.’
Zeno schrikt. David heeft gelijk, denkt hij. Nou ja, een beetje maar.
Juf Kim en Marit kijken tegelijk op.
‘Och, is de bel al gegaan?’ vraagt juf Kim verschrikt. ‘Zijn alle kinderen al naar buiten, behalve jullie twee en Marit en ik?’
Zeno en David knikken.
‘O jee,’ zegt juf Kim. ‘Wat ben ik een slechte juffrouw. Ik zie niet eens wat er in de
klas gebeurt.’
‘Nee juf, dat mag je niet zeggen.’ zegt Zeno. ‘Je bent de beste, leukste, liefste juf van de hele wereld. Ik ben verliefd op je.’ Het floept zomaar zijn mond uit.
Wat zeg ik nou? denkt Zeno. Zijn hoofd wordt zo rood als een tomaat.
David schiet in de lach. ‘Je bent ziek, geloof ik. Kom, ik breng je wel naar huis.’
‘Ben jij betoeterd?!’ moppert Zeno. ‘Ik voel me prima. Ik blijf hier.’
Juf Kim lacht vriendelijk. Rustig loopt ze naar Zeno en David.
‘Nee hoor, Zeno,’ zegt ze. ‘Jouw vriend bedoelt het goed, maar blijf lekker op school. Verliefd zijn is geen ziekte. Het is juist heel gezond.’
‘Ook als je verliefd bent op iemand die zoveel ouder is?’ vraagt David. Hij kijkt erbij alsof hij het echt niet kan geloven.
‘Ja,’ zegt juf Kim. ‘Iedereen mag op iedereen verliefd zijn. Maar de liefde moet wel van twee kanten komen. En dat is niet zo, Zeno. Ik vind jou heel aardig, maar ik ben niet verliefd op je. Volwassenen mogen trouwens nooit verkering krijgen met een kind. Dat komt er ook nog bij.’
Juf Kim geeft hem een schouderklopje.
‘Ik weet iets,’ zegt Marit blij. ‘Zullen wij dan verkering nemen?'
‘Mij best,’ zegt Zeno. ‘Maar ik ga nou eerst scheidsrechter zijn.’
‘Mij best,’ lacht Marit.
‘Eindelijk,’ zucht David.